In
2024 was 15,1% van de 25- tot 64-jarigen kortgeschoold, 39,7% middengeschoold en 45,3% hooggeschoold. Kortgeschoolden zijn personen zonder een einddiploma van het secundair onderwijs. Middengeschoolden hebben het secundair onderwijs of het post-secundair niet-hoger onderwijs met succes afgewerkt. Hooggeschoolden beschikken over een diploma hoger onderwijs.
Het aandeel kortgeschoolden daalde tussen 1999 en 2024 van 42,3% naar 15,1%. Een omgekeerde evolutie was er bij de middengeschoolden en de hooggeschoolden: in vergelijking met 1999 zijn de aandelen midden- en hooggeschoolden duidelijk gestegen (respectievelijk van 32,5% naar 39,7% en van 25,2% naar 45,3%). Het aandeel hooggeschoolden is het sterkst gestegen.