Jef Vanbussel vertelt verder over wat zijn vader Henri tijdens de oorlog beleefde.
“Alles heel goed te Kaulille, Raak en Hostie! Moen, broers en zusters zijn bij Moen op de Raak. (…) Goede moed en bekommer u niet om de familie,” schreef heeroom Bloemen op 30 oktober 1940 geruststellend aan neef Henri.
Maar zo werkte het even niet bij die laatste. Die leefde al wat langer tussen hoop en vrees. Aanleiding: een (Duitse) krant die hij onder ogen had gekregten en met daarin een bericht waar hij meer over wilde weten – móést weten.
Dat ‘Kriegsgefangener 21267’ aan een krant geraakte? Dat kon wel, als de omstandigheden ernaar waren. Krijgsgevangenen op een *Arbeitskommando* leefden ook onder controle. Oudere militairen bewaakten hen. Er golden voorschriften voor brieven- en pakjespost, en die post werd gecensureerd. Krijgsgevangenen moesten op afstand van de woonst van de Duitsers gehuisvest zijn… Duitsers mochten geen maaltijden met hen nuttigen. Tussen beide partijen mochten enkel arbeidsgerelateerde contacten worden onderhouden…
Maar de contacten tussen Duitsers en Belgische krijgsgevangenen op een *Arbeitskommando* verliepen toch vaker wat minder strikt dan opgelegd, anders dan in de Stalags. Door het op kleinere schaal samenwerken kon een minder afstandelijke omgang ontstaan. Dat lijkt op de Gutshof van Hans-Christoph von Wietersheim-Kramsta ook zo te zijn gegaan. “In Schlanz zijn ze altijd goed voor ons geweest!” getuigde Henri meermaals. Dat minder afstandelijke valt ook uit bewaarde foto’s af te leiden. In zo’n sfeer en omgeving is het niet uitgesloten dat Belgische gevangenen toegang tot Duitse kranten werd geoorloofd.
“Ik heb in de gazet gelezen dat in Kaulille een vader met drie kinderen dood bleven. Is dat waar?” schreef Henri aan zijn moeder. Ten vroegste op 23 november kwam zijn brief in het ouderlijk huis op het Hostie aan. En al op 2 december – nog vóór moeders antwoord Schlanz kon bereiken – stuurde Henri al een kaart na. Mét zijn antwoord op zijn eerdere vraag: “Beminde familie, (…) Ook heb ik dan het ongeval van Jef Croonen vernomen, hetgeen me een paar dagen erg op de maag heeft gelegen.”
Dat het gebeuren waarover de krant berichtte inderdaad had plaatsgevonden, vernam hij van medegevangenen. Die waren via hun post daarvan op de hoogte gesteld. Op 1 oktober 1940 verloren in Kaulille inderdaad vier leden van het gezin Croonen-Hollanders het leven: vader Jef en drie kinderen. Oorzaak: fout gedropte bommen. Die waren voor een eind verderop bedoeld – voor de buskruitfabriek Cooppal.
Ver van huis had Henri alle reden om over het bevestigde te prakkezeren. Hij kende de slachtoffers. Hij kwam bij hen over de vloer. Zij woonden op een steenworp van zijn grootouders, Theodoor Bloemen en Elisabeth Geuns. En daar hadden Henri’s moeder en zijn broers en zussen een onderkomen gekregen. Op die eerste oktoberavond had het ook voor hen zwaar fout kunnen aflopen.
En toch had ‘hieërnoonk’ één maand na de tragedie aan Henri geschreven: “Alles heel goed te Kaulille, Raak en Hostie!” Het hele plaatje was dat niet! Leugentje om bestwil? Uiteraard. Henri mocht zich zo min mogelijk ‘bekommeren’. Dat pakte anders uit.
Jef Vanbussel
Foto hierboven: het huis van Theodoor Bloemen en Elisabeth Geuns. De huizen Croonen-Hollanders en Bloemen-Geuns lagen dicht bij elkaar. Bronnen bombardement 1 oktober 1940 + plan: Thieu Vander Sanden: Het bombardement van 1 oktober 1940,in: De Klaveren Heer, juni 1992; Thieu Vander Sanden: Ook Kaulille kreeg klappen. De slachtoffers van Kaulille tijdens de Tweede Wereldoorlog, Heemkundekring Kaulille, januari 2025