Het is zondag, Jef Vanbussel vertelt verder over zijn vader Henri:
Al in de eerste vier regels van zijn allereerste ‘Kriegsgefangenenpost’ naar Kaulille sneed Henri Vanbussel op 14 juli 1940 het thema ‘vervroegde terugkeer’ aan: “Nu zijn we gevangen en ver van huis, maar dit zal niet lang meer duren, zeggen ze hier.” Wat Henri toen onmogelijk kon weten: omtrent vervroegde vrijlating bewoog effectief wat. En niet van het minste! In zijn poging om met zijn ‘Flamenpolitik’ de Vlamingen enigszins richting Nazi-Duitsland te ‘masseren’, vaardigde Hitler midden juli 1940 de volgende richtlijn uit:
‘De Führer heeft nog geen definitief besluit genomen over de toekomst van de Belgische staat. Voorlopig wil hij alle mogelijke steun voor de Vlamingen, inclusief de repatriëring van Vlaamse krijgsgevangenen. De Walen mogen geen voordelen krijgen.”
En allicht was het die boodschap die tot bij de gevangenen doorsijpelde. Een maand later zag Henri trouwens in eigen rangen een eerste effect. “Dees week is één van ons makkers, een metser, naar huis vertrokken. Dus zal het met ons niet lang meer duren“, schreef hij op 25 augustus.
Bijzonder Helena Vanbussel-Bloemen moet naar een mogelijk vervroegde terugkeer van zoon Henri uitgekeken hebben. In Kaulille zat zij met haar vijf kinderen behoorlijk in de rats. Door de ziekte en het overlijden van haar man Pieter waren de oorlogsdeelname en krijgsgevangenschap van haar oudste en mede verdienende zoon Henri extra hard binnengekomen.
Vader Pieter was arbeider geweest op Cooppal. Maar een dommige vergetelheid, op het fabrieksterrein lucifers in zijn broekzak, kostte hem in alle onverbiddelijkheid zijn job. Na een kort ommetje via ‘de put’ van Waterschei verdiende Pieter als schoenlapper een eerder schamel kostje.
Nog een geluk dat de grootouders van Henri, ‘pa en moen vanne Raak’, zijn moeder en hun enige dochter met haar kroost opvingen.
Heeroom Jozef Bloemen schreef daarover: “Alles heel goed te Kaulille, Raak en Hostie. Moeder, broers en zusters zijn bij Moen op de Raak, dus niets te kort! Wij bidden en werken voor een spoedige terugkomst. Goede moed en bekommer U niet om de familie!”
Wat dat ‘werken voor een spoedige terugkomst’ inhield, vernam Henri ergens tegen de derde week van november. Toen ontving hij van het thuisfront zes kaarten en - wat hij noemt - één brief. Die laatste was niet voor hem bestemd. “Dien brief is al op zijn plaats!” liet Henri heeroom weten.
Voor wie ‘dien brief’ dan wel was? Voor de overste die het in Stalag VIII A over Hendrik Vanbussel, krijgsgevangene 21267, te zeggen had.
Dat is af te leiden uit een aanvullende correctie. Heeroom noteerde die later in inkt op de briefkaart van Henri. ‘Dien brief’ was een ambtelijk schrijven. Daarin werd vermoedelijk geattesteerd dat Henri Vanbussel door het recente overlijden van zijn vader kostwinnende zoon van een weduwe met vijf kinderen was geworden. Aansluitend werd om zijn vroegtijdig ontslag verzocht.
Wie zich naast priester Bloemen nog voor dat schrijven heeft ingezet, wereldlijke en/of geestelijke overheid, is niet geweten.
Via bestaande postverbindingen is het certificaat allicht tot in Stalag VIII A geraakt. Maar tot een voorkeurbehandeling van ‘Kriegsgefangener 21267’ lijkt het niet gekomen. Henri Vanbussel werd bijna twee volle maanden later pas op een trein naar huis gezet. In Kaulille was op initiatief van heeroom al het mogelijke gedaan om Henri Vanbussel vroeger uit krijgsgevangenschap naar huis te halen. Op het terrein echter was die loffelijke poging al sinds midden juli 1940 door Hitlers Flamenpolitik ‘overruled’.
Jef Vanbussel