Het verhaal van Henri Vanbussel, verteld door diens zoon Jef, gaat verder:
85 jaar geleden, op de eenendertigste mei 1940, was België niet meer in oorlog met Nazi-Duitsland. De Wehrmacht had het Eerste Jagers te Paard in 18 dagen dwars door België gedreven: van Eisden aan de Zuid-Willemsvaart over Kortessem, Diest en Dendermonde naar Breskens in Zeeland en via Maagd van Gent in Zeeuws-Vlaanderen naar Oostkamp bij Brugge. Daar volgde de capitulatie.
Henri Vanbussel: “Ondertussen werden we door de groter wordende Duitse overmacht steeds verder teruggedreven en naderde het moment van de overgave.
Die kwam als een verlossing voor ons: tot dan hadden we het er levend vanaf gebracht. In de tuin van een groot kasteel moesten we onze wapens inleveren. Jan Brouwers trok de grendel uit zijn geweer en wierp hem in de vijver. Ik stak de contactsleutel van mijn motor op zak en ik heb hem tot op de dag van vandaag bewaard.“
Van Brugge ging het in colonne naar een verzamelplaats in Gent en van daar in een voettocht naar Maria-ter-Heide bij Brasschaat. Op een complex van het Belgische leger hadden de Duitsers daar een Dulag ingericht. Die afkorting staat voor ‘Durchgangslager’, een doorgangskamp. Het was een plek waar krijgsgevangenen werden samengebracht en geselecteerd. Wie geluk had, mocht naar huis.
Kaulillenaar Leo (‘Lei’) Jacobs was bij die laatsten. Hij was waarschijnlijk van rond Roeselare, waar hij krijgsgevangen werd gemaakt, in Brasschaat aangekomen. Op 10 juni mocht hij terug naar Kaulille. Hij moest er zich bij de lokale politie melden, zijn militaire spullen inleveren, weer aan het werk gaan en -vooral - zich ‘koest’ houden, m.a.w. zich ten overstaan van ‘ Duitschland en de Duitsche weermacht’ van alle vijandelijkheden onthouden.
Er waren er echter die minder geluk hadden…
Henri Vanbussel: “In colonne trokken we dan naar een kazerne in Gent. In de twee dagen dat we daar verbleven, zagen we oude kameraden terug. Jan Brouwers, Bèr Reumers en ikzelf kwamen onmiddellijk bijeen en we beloofden elkaar samen te blijven tot we weer thuis zouden zijn. (…) Vanuit Gent marcheerden we vervolgens naar Brasschaat. In afwachting van ons ontslag verbleven we daar twee dagen. De slachter van Bocholt, Jan Wildermans, die ook onder de krijgsgevangenen was, meende te weten dat we naar huis mochten. Dat bleek gedeeltelijk te kloppen, want de volgende dag mocht de ene helft naar huis, terwijl de anderen op transport richting Duitsland werd gezet. Jan Wildermans was bij de gelukkigen, hij kon terug naar Bocholt. Maar wij werden met 70 in een beestenwagen met stro gestopt. Voor ons ging het richting Duitsland. “
“Het eerste kamp waar we aankwamen, was dat van Hemer (bij Dortmund). We verbleven er een dag of twee en werden toen naar het kamp in het verre Görlitz doorgestuurd. Af en toe werden er sanitaire stops gehouden. Tijdens een van die stops moesten we als een soort oorlogsbuit door de straten van een plaatsje marcheren. Dat duurde een hele tijd, tot iemand opmerkte: “Daar, die vrouw in dat raam, die heb ik daarnet ook zien zitten!” Blijkbaar moesten we meerdere keren door dezelfde straten marcheren om zo de hoop krijgsgevangenen veel groter te laten lijken. Toen we daar later met andere krijgsgevangenen over praatten, bleken die ook hetzelfde te hebben meegemaakt. “
Jef Vanbussel
Foto hierboven: uit het archief van Jacky Jacobs, Bocholt.
De eerste foto hieronder is van de site ‘De Achttiendaagse Veldtocht’. Eind mei 1940 waren de Belgen in een klein hoekje teruggedrongen.
Op de tweede foto: Stalag VI A in Hemer, een tot krijgsgevangenenkamp omgebouwde kazerne van de Wehrmacht. (Bron: krijgsgevangen.nl)
Via de link https://18daagseveldtocht.be/achtergrond/veldtocht/ kunnen meerdere kaarten over de troepenverschuivingen van de Achttiendaagse Veldtocht worden geraadpleegd.