De geplande ovonde voor het kruispunt van Kaulille had 200 jaar geleden een driehoekige voorloper. Ook toen kwamen op die plek meerdere doorgangswegen samen.
De oost-westverbinding, de weg Lozen–Hechtel, diende vanaf 1880-1882 vooral Cooppal. ‘De Poeier’ had er een ontsluiting mee naar het station van Eksel en verder richting westen. Langs het Kauliller deel van de weg en rond het kruispunt werd ten tijde van Cooppal veel handel gedreven. Toen de fabriek ophield te bestaan, viel heel wat van die neringdoenerij weg.
De oostelijke verbinding, over de grens naar Weert, bestond eeuwen geleden ook al. Toen liep die door de heide. Vanaf 1683 karden koetsen van de postdynastie Thurn en Taxis over die verbinding. Voor de route over Kaulille vertrokken de koetsen in het Duitse Geldern. Over Roermond ging het naar Weert en vandaar, via Kaulille, Hechtel en Diest, naar Leuven en Brussel.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw was er flink wat te doen rond de doorgangsweg van Peer over Kaulille naar Hamont. De bestuurders van Peer en Hamont spanden zich toen sterk in om de geplande (te verharden) steenweg van Hasselt naar Eindhoven en Den Bosch via Peer en Hamont te laten verlopen. Vanuit Helchteren, zo vonden die bestuurders, werd de weg best over Peer, Kaulille en Hamont aangelegd, en vandaar naar Budel en Eindhoven. Uiteraard was het de beide Loonse steden om hun handelsbelangen te doen.
Maar die van Luik hadden het voor het zeggen. Toen overleg en beleefde verzoekschriften zonder gevolg bleven, haalden de Noord-Limburgers het omkoopgeschut boven. In Bocholt werden vier jachthonden gekocht, elders grote hoeveelheden wild. Die moesten aan de juiste Luikenaars cadeau gedaan worden. Maar weer gaf Luik geen krimp. De verharding vanuit Hasselt werd rechttoe-rechtaan over Hechtel doorgetrokken. Voor de aanleg van het traject over Peer en Hamont zouden die van Luik aanzienlijk dieper in hun centenkist hebben moeten tasten.
Jef Vanbussel