We vroegen ons gisteren af hoe hoog de
kerktoren van de Sint-Niklaaskerk eigenlijk is. Officiële cijfers bleken onvindbaar, en volgens
Gerard Aerts (82), Neerpeltenaar in hart en nieren, is dat geen toeval.
Gerard schetste ons de historische context. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog bliezen de Duitsers verschillende kerktorens in de streek op. Niet alleen uit vernielzucht, maar ook omdat ze vermoedden dat torens werden gebruikt voor observatie door het verzet en voor het doorgeven van boodschappen. Ook de toren van Neerpelt werd daarbij vernield.
Na de oorlog bleef de kerk lange tijd torenloos. Op het platte dak groeiden zelfs een berk en wat struiken. Pas later besliste de gemeente om een nieuwe toren te plaatsen. Het metalen frame werd gemaakt door smid Custers van de Grote Heide, terwijl de bekleding gebeurde door torenmaker Deniel uit de Stationsstraat, een vakman met faam in die tijd.
Volgens Gerard ging het om een gewone gemeentelijke opdracht, gebaseerd op een eenvoudige tekening met een geschatte hoogte. Er werden geen exacte metingen uitgevoerd. Smederij Custers beschikte bovendien niet over gespecialiseerd meetgereedschap; het ging om een gelast gebinte waarin ook improvisatie een rol speelde. Deniel zorgde nadien voor de afwerking van de toren.
Wanneer de toren precies werd geplaatst, moet volgens Gerard terug te vinden zijn in de gemeentearchieven. De exacte hoogte? Die is nooit officieel vastgelegd en kan vandaag enkel nog nauwkeurig bepaald worden met moderne meetapparatuur, zoals een laser.
Zo blijft de kerktoren van de Sint-Niklaaskerk niet alleen een herkenbaar baken in Neerpelt, maar ook een stukje levend erfgoed met een verhaal dat even hoog reikt als de toren zelf.