Gemeenteraadslid Kim Strzebonski (N-VA) heeft om persoonlijke en professionele redenen beslist haar mandaat neer te leggen. Kim stond mee aan de wieg van de Pelter N-VA-afdeling en zette zich jarenlang met hart en ziel in voor de gemeente, zo laat de afdeling weten. Thema’s als onderwijs en ondernemerschap lagen haar bijzonder nauw aan het hart. Hoewel ze haar mandaat neerlegt, blijft ze actief binnen het partijbestuur. De afdeling Pelt dankt haar uitdrukkelijk voor haar jarenlange inzet en engagement. Haar plaats in de gemeenteraad wordt ingenomen door Kevin Englicky (44) uit Neerpelt-centrum. Wij spraken met het nieuwe gemeenteraadslid:
Kevin is leraar in het secundair onderwijs en jeugdtrainer bij de kajakclub van Pelt. Binnen de partij zal hij zich vooral toeleggen op natuurbehoud, jeugd- en sportwerking en onderwijs.
“Het nieuws kwam voor mij als een verrassing,” vertelt hij. “Ik had eigenlijk niet verwacht dat ik aan de beurt zou komen. Maar Sunila Vangerven gaf aan dat ze haar taak als lid van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst voorrang gaf. En toen kwamen ze plots bij mij uit.
Over enkele weken zetelt hij dan effectief in de gemeenteraad. “Het is natuurlijk een hele inwerkperiode,” zegt hij. “Je krijgt te maken met dossiers die je goed moet kennen en tegelijk moet je leren hoe de besluitvorming precies verloopt. Gelukkig krijg ik veel steun vanuit de fractie en van onze studiedienst. De thema’s zelf – natuur, jeugd, sport, onderwijs – liggen dicht bij mijn leefwereld, dus dat helpt.”
“Dichter bij de mensen staan”
Kevin Englicky wil de komende jaren inzetten op meer betrokkenheid van de burger.
“Bij de laatste verkiezingen is bijna 40 procent van de Peltenaren niet gaan stemmen. Dat is enorm veel. Alle partijen samen vertegenwoordigen eigenlijk maar net de helft van de inwoners. Dat is geen gezonde situatie. We moeten als lokale politici allemaal, meerderheid én oppositie, opnieuw dichter bij de mensen gaan staan, aanspreekbaar zijn en luisteren.”
Ook de snelle verstedelijking van Pelt baart hem zorgen.
“Er wordt hier aan een recordtempo gebouwd. Ik begrijp dat mensen ergens moeten wonen, maar het tempo ligt te hoog. We zijn stilaan een voorstad aan het worden van Hasselt of Eindhoven, met alle problemen van dien: mobiliteit, onveiligheid, druk op de open ruimte. Alles hangt samen. Een adempauze zou geen kwaad kunnen.”
Volgens Kevin betekent dat niet dat hij tegen ontwikkeling is.
“Neem nu de site van de oude TIO-campus: dat project brengt honderden nieuwe bewoners naar het centrum. Dat kan goed zijn, als het doordacht gebeurt. Maar elk project zou moeten passen binnen een ruimer plan dat rekening houdt met leefbaarheid, verkeersdruk en groene ruimte.”
“Groen is niet altijd natuur”
Kevin benadrukt dat hij onderscheid wil maken tussen ‘groen’ en ‘natuur’.
“Ik heb niets tegen het heraangelegde Marktplein, integendeel, maar dat is groen als decoratie. Natuurbehoud gaat verder dan bloembakken of grasveldjes. We moeten de ecologische waarde in het oog houden – plekken waar vogels en insecten nog terechtkunnen. Dat soort natuur staat het meest onder druk.”
Ook over het Kerkpleinproject heeft hij een genuanceerde mening:
“De horeca moet bereikbaar blijven, dat spreekt vanzelf. Maar als er voldoende parkeerplaatsen voorzien blijven en het plein wordt opnieuw een plek waar mensen graag komen, dan is dat een stap vooruit. Waar leven is, verdwijnt overlast vanzelf – dat hebben we ook gezien aan het kanaal.”
Van Lijst Dedecker naar N-VA
Politiek engagement is hem niet vreemd.
“Ik heb altijd interesse gehad in politiek,” vertelt hij. “Ik ben begonnen bij Lijst Dedecker, waar ik met jongerenactie betrokken was. Later ben ik via Frank Seutens bij N-VA terechtgekomen. Het liberale en Vlaamse verhaal sprak me altijd aan.”
N-VA Pelt zegt overtuigd te zijn dat Kevin met zijn ervaring en betrokkenheid een versterking voor de fractie zal zijn.
“Ik ben me nu volop aan het inwerken,” besluit hij, “maar ik heb er enorm veel zin in. Pelt is een fantastische gemeente om in te wonen – laten we er samen voor zorgen dat dat zo blijft.”
Marc Faes