De
kleine wintervlinder (Operophtera brumata) is een algemeen voorkomende, onopvallende kleine spanner en een van de weinige nachtvlinders die in de
wintermaanden vliegt. Opvallend is het duidelijke seksuele dimorfisme: de vrouwtjes zijn vleugelloos en hebben enkel de voor hen zo kenmerkende halfontwikkelde vleugelstompjes.
De soort komt voor in tuinen, parken, loofbossen, boomgaarden en andere bosrijke gebieden. De mannetjes vliegen gewoonlijk pas uit na de eerste nachtvorst. De vrouwtjes bevinden zich op takken en boomstammen, waar ze rondkruipen tot de mannetjes hen opzoeken en bevruchten. Tijdens de paring nemen de mannetjes de vrouwtjes soms zelfs een stukje mee in de vlucht.
De eitjes worden op allerlei plaatsen afgezet. In het voorjaar komen de rupsjes uit, die zich door de wind naar andere bomen laten verplaatsen. Op de foto (1/12) zie je het mannetje en het vleugelloze vrouwtje, met daarnaast een lucifer die toont hoe klein het vrouwtje is.
(Frido Van Hertum)