Overpelt
Toen Edison leefde waren ook diverse
andere uitvinders en wetenschappers bezig met onderzoek naar middelen om
het geluid van fonograaf en grammofoon te versterken en te verbeteren. Zo was er een zekere Fleming die de
diodelamp uitvond. Hij plaatste, eenvoudig gezegd, binnen in de lamp van Edison een plaat en de
diodelamp was geboren. Daarmee kon men de wisselstroom (de stroom die uit het stopcontact komt ) omzetten in een gelijkstroom. Deze lamp wordt/werd toegepast in radio’s en geluidsversterkers. Fleming noemde deze twee elektroden-lamp een
thermionische klep omdat ze de stroom maar in één richting doorliet. Op 16 november 1904 vroeg hij octrooi aan.
Drie jaar later werd die diode gewijzigd door Lee Deforest. Hij plaatste tussen de gloeidraad en de metalen plaat/buis een heel fijndradig rooster en de
triode was geboren. Deze drie elektroden-lamp, rechts op de foto, werd ook wel de wonderlamp" genoemd. Ze kon gebruikt worden als detector, als versterk
er en zendertriodelamp. De gloeidraad van deze lamp (rechts op de foto, links een gewone gloeilamp) gaf een fel wit licht. Men zei toen:
“Veel licht maar weinig geluid”. De triodelampen hadden ook maar een beperkte levensduur vanwege de hoge temperatuur die er in ontwikkeld werd.
Op zeer grote schaal werden deze diodes en triodes oftewel vacuümbuizen toegepast in versterkers, zenders, radio en TV tot zelfs in de eerste computers. Zo ontstond weer een grote industrie. Maar in de jaren '50 werden ze vervangen door de
transistoren...
(Wordt vervolgd)Op de foto's hieronder: de diode neonlamp, die met neongas gevuld is en in de jaren '20 gebruikt werd voor de weergave van grofraster TV-beelden; een triodelamp; en een Ph-Idz gloeilampdetector.