Neerpelt
De anonieme stapper is eigenlijk vooral een anonieme zitter. Hele dagen zit hij op het toetsenbord van z'n pc te tokkelen. En als hij z'n hoofd een paar graden naar links draait, ziet hij door het grote venster van zijn kantoor (smal, maar wel van vloer tot plafond) een piepklein stukje van de wijde natuur, zo ongeveer tot aan de coniferenhaag van de buurman. En gelukkig ook daarboven…
Zo zien wij (want die anonieme stapper, die 'hij', dat zijn 'wij' natuurlijk, en 'wij' dat moet eigenlijk 'ik' zijn, maar 'ik' klinkt zo ikkerig), zo zien wij af en toe wel eens iets gebeuren. Een kat die voorbijsluipt. Onze hond, als iemand 'm uit z'n hok loslaat. (Dan komt ie altijd als een dolle tot bij dit venster gerend om te checken of ik wel aan het werk ben.) Merels. Eksters. Soms wat verderop een reiger die probeert te landen in het vijvertje in de buurt. In het najaar in de late namiddag een almaar groter wordende vlucht spreeuwen die in groep nog wat gekke capriolen maken voor ze gaan overnachten in de struiken en bomen vlakbij. Meesjes die smullen van de jeneverbessenstruik, en die af en toe eens nieuwsgierig op de vensterbank komen zitten. En vooral veel onkruid in mijn tuin.
Vorige week was er vooral veel wit te zien. En dus trok de anonieme de sneeuwlaarzen aan om wat broodkruimels en -korstjes, kaaskorstjes en nootjes uit te strooien op een onbesneeuwd stukje klinkers vlak voor het venster. Dagenlang heeft het er gelegen zonder dat ook maar één vogel kwam opdagen. Uiteindelijk kwam er een roodborstje. Eerst schichtig. Je hoefde maar je hoofd te draaien en het was weer weg. Maar het bleef terugkeren, even pikken, eens loeren, nog wat pikken. En weer weg. En even later weer terug, opnieuw pikken. Gaandeweg brutaler en zelfzekerder. Amper nog te verjagen. Ik vreesde zelfs dat het beestje zich zou overeten. Een roodborst-broodkorst-indigestie. Op het laatst, toen de kruimeltjes op waren, stond het daar zelfs vrij astrant naar me te staren van "Awel, makker?"
De enige geïnteresseerde in de kaaskorstjes was een lelijke kat. Vanmorgen lagen er enkel nog de nootjes. Gisteren of eergisteren was wel eens een meesje gepasseerd om er eentje mee te nemen, maar het was blijkbaar het verkeerde merk, want het is niet meer teruggekeerd.
En zoals gezegd: vanmorgen lagen er nog altijd nootjes. Al tokkelend zag ik vanuit mijn ooghoek in de ochtendschemering opeens wat beweging bij de nootjes. Tjonge, wat een klein vogeltje, dacht ik, maar het vogeltje had een staart: een muisje, en toen we onze arm uitstaken naar het fototoestel was ie er al vandoor. Mét een nootje. Een minuutje of tien later kwam ie opnieuw aangedribbeld, en als de bliksem weer weg met z'n buit. "Zo niet, hè", dacht uw reporter, en met de digitale in de aanslag bleven we minutenlang wachten op de volgende rooftocht. Maar helaas, er moet ook nog wat gewerkt worden. En daarom krijgt u géén foto. Geen meesje. Geen muisje. Het nootje ligt er in de late namiddag nog altijd. Zou de kat 'm onderschept hebben?
De anonieme