In gemeenten met een hoge migratiedruk en hoge bouwgrondprijzen zullen mensen die een band met de gemeente kunnen aantonen voorrang krijgen bij de verkoop van nieuwe woningen uit woonuitbreidingsgebieden. Dat staat in het nieuwe ontwerpdecreet op het grond- en pandenbeleid dat de Vlaamse regering afgelopen vrijdag goedkeurde.
In bepaalde streken van Vlaanderen - zoals in Noord-Limburg - is het vaak moeilijk om betaalbare bouwgrond te vinden. De bouwgrondprijs is er hoog en vaak kunnen alleen gegoede inwijkelingen een stuk grond betalen. Dat is bijvoorbeeld zo in de grensgemeenten, waar rijke Nederlanders gronden en huizen opkopen. Het ontwerpdecreet zegt nu dat in de gemeenten met de hoogste migratie-intentiedruk en met de hoogste bouwgrondprijzen een voorwaarde opgelegd wordt aan iedereen die in woonuitbreidingsgebieden bouwgronden en daarop opgerichte woningen wil verkopen. De voorwaarde komt er op neer dat de woongelegenheid gedurende 20 jaar slechts overgedragen kan worden aan iemand die een "voldoende band" kan aantonen met de betrokken gemeente. Een provinciale commissie moet die band beoordelen. Die band is ruim interpreteerbaar: het kan gaan om een familiale, sociale, maatschappelijke of economische band.