Tijdens het
minisymposium over de 'grote stille heide' van vorige week donderdag bracht
Jos Vangerven de boeiende geschiedenis van de kruitfabriek in Kaulille tot leven. Wat vandaag bijna vergeten is, bleek in de 19de en 20ste eeuw een fabriek die het dorp, de regio én de mensenlevens diepgaand beïnvloedde.
De aanleiding voor de komst van de fabriek in 1880 was eigenlijk een samenloop van omstandigheden.
Enerzijds was er de familie Slegten die heel veel gronden in bezit had (naar schatting één tiende van het grondgebied van Kaulille), en die verkochten dat graag. Anderzijds zorgde een zware ontploffing in de fabriek van Cooppal in Wetteren – waarbij 35 ton buskruit de lucht in ging – ervoor dat men elders naar nieuwe productielocaties zocht. In het dunbevolkte Kaulille was er genoeg afgelegen terrein voorhanden.
Van zwart kruit tot rookloos PSF
“Ik zou het niet aanraden”, zo bracht Jos het ironisch over naar de aanwezigen, “maar kruit kan je zelf maken: je hebt maar drie producten nodig: houtskool, wat salpeter en zwavel”.
In de beginjaren produceerde de fabriek vooral traditioneel zwart buskruit, bestemd voor de wapenindustrie en de jacht. Er werden zelfs contracten afgesloten met Frankrijk, onder meer tijdens de Frans-Duitse oorlog. Later schakelde men over op rookloos kruit (PSF), een belangrijke innovatie die het schieten minder gevaarlijk en efficiënter maakte.
De komst van nieuwe technologie bracht ook de eerste stoommachines naar de streek. Daarmee was de fabriek een pionier in de industriële ontwikkeling van Noord-Limburg.
Gevaar, protest en groei
Het werk in de fabriek bleef niet zonder risico’s. Ontploffingen en branden kwamen regelmatig voor en eisten soms slachtoffers. In de periode van 1887 tot 1910 waren er 30 meldingen van ontploffingen of ontvlammingen, waarbij 29 werknemers brandwonden opliepen en er 8 het leven lieten.
Bomen stierven, beken geraakten vervuild. Niet verwonderlijk dat de omwonenden protest aantekenden, uit angst voor hun veiligheid.
Toch groeide de fabriek gestaag en trok ze steeds meer arbeiders aan – aanvankelijk enkel mannen, later werden er ook zo’n 60 vrouwen “uit de Walen’ naar Kaullile gebracht om er te komen werken. Want wat zei met toen? “Als ’t goed gaat met Cooppal gaat het slecht met de wereld.”.
Rond de fabriek ontstond een hele gemeenschap: nieuwe woningen werden gebouwd, scholen opgericht en voorzieningen uitgebouwd. Ook sociale vangnetten, zoals ziekenfondsen en spaarfondsen, vonden er hun voedingsbodem.
Een blijvende erfenis
Hoewel de fabriek op het einde van de 20ste eeuw steeds minder belangrijk werd en uiteindelijk haar deuren sloot, blijft haar invloed op Kaulille en Bocholt onmiskenbaar. De aanleg van woningen, de uitbouw van onderwijs en de introductie van nieuwe technieken veranderden voorgoed het gezicht van de gemeente.
Recent werd Overbuur opgestart, wat eigenlijk ook zijn oorsprong had in de periode van de beginjaren van de fabriek.
Jos Vangerven besloot zijn lezing met een duidelijke vaststelling: “Het is merkwaardig hoe toevallige gebeurtenissen de aanleiding vormen voor beslissingen die een hele streek blijvend zouden tekenen. De kruitfabriek van Kaulille is daar hét voorbeeld van.”