Gisteren vond in Bocholt een mini-symposium plaats over wat de komst van de industrie aan het einde van de 19de eeuw betekende voor onze regio. Toen bestonden het noorden van Limburg en het zuiden van Noord-Brabant (Nederland) nog grotendeels uit heide- en veengebied. Het gebied was dunbevolkt en de meeste inwoners leefden in armoede.
Tijdens het symposium werd duidelijk hoe de industrialisering voor een omwenteling zorgde. Nieuwe fabrieken en bedrijven brachten werkgelegenheid, vooruitgang en welvaart, maar ook ingrijpende veranderingen in het landschap en het dagelijkse leven.
Historicus Peter Korten, voorzitter van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap De Aldenborgh uit Weert, verwelkomde de vele aanwezigen. Hij weer er op dat deze periode een keerpunt vormde in de regionale geschiedenis, en dat de industriële revolutie niet alleen kansen bood, maar ook uitdagingen
De heidegronden destijds waren gemeenschappelijk bezit, aldus Peter. "Die waren het werkterrein van de schaapherders, en in deze tijd van het jaar waren de imkers daar actief. Maar aan het einde van de 19de eeuw veranderde dat. De industriële revolutie deed zijn intrede. De schapen verdwenen en imkers merkten dat de bijen vaak de komst van de industrie niet zouden overleven. Als Albert Einstein vroeger was geboren, waren we misschien alerter geweest", aldus Korten die verwijst naar de uitspraak van Einstein: “Als de bijen uitsterven, heeft de mensheid nog maar vier jaar te leven.”
“Gelukkig zijn we hier, anno 2025, nog altijd in Bocholt bijeen, in het clublokaal van de Bijenbond”, zo merkte Korten met een kwinkslag op. Maar die 19de-eeuwse industrie zorgde niet alleen voor problemen bij de bijenhouders. Ook politici en pastoors raakten erbij betrokken. “En eerlijk gezegd, ook vandaag worstelen nog vele bestuurders in deze gemeenten met de erfenis van deze industrie." Dat laatste werd ook bevestigd door Bocholts schepen van erfgoed Marc Voets, die ook een welkomstwoord richtte tot de aanwezigen.
De bijeenkomst kaderde in een reeks mini-symposia die jaarlijks georganiseerd worden rond een ander thema uit de lokale geschiedenis. Dit jaar lag de nadruk dus op de “grote stille heide” en de manier waarop industrie, arbeid en landschap met elkaar verweven raakten.
Vier sprekers kwamen aan het woord: Bruno Indekeu over de opkomst van de industrie in de regio Overpelt-Lommel, Jac Biemans over Budel-Dorplein, Jos Vangerven over de buskruitfabriek Cooppal in Kaulille, en tot slot Rik Jame over de Liépelfabriek in Reppel. De volgende dagen laten we hen elk aan het woord.