Ziet een mannetje een vrouwtje op ongeveer zijn hoogte en aan een bereikbare kant, dan gaat hij op een tiental centimeter stil achter haar hangen om, vaak op het moment dat het vrouwtje op een andere bloem landt, zich in vliegende vaart op die ijverige vrouw te storten. Zij kan door snel te reageren de man afwijzen, maar niet zelden volgt een afgedwongen paring, die doorgaans niet meer dan tien seconden duurt. Die paring wordt kort voorafgegaan door heftige slagen van het mannetje met zijn achterlijf tegen dat van het vrouwtje. In een halfslachtige poging om de man weg te duwen steekt ze haar voor- en achterpoten omhoog, maar het lukt haar zelden om de overvaller af te schudden. In veel gevallen heeft het mannetje zijn uitverkorene stevig vast, met zijn poten onder de vleugels van het vrouwtje door, zodat die breed uitsteken of een vreemde hoek maken.
(Vera Waelburgs)