Evert Meijs (foto) schreef voor ons een kerstverhaal. Hij situeerde het aan het einde van vorige eeuw en het heet "De wever van Rodenrijt". Mooi! Hier gaat het:
De Wever van RodenrijtHet liep tegen het einde van de twintigste eeuw: 1899. Achel lag diep ingesneeuwd, zoals dat in die jaren heel normaal was in de wintermaanden. Burgemeester en schepenen waakten over de mensen van dit dorp op de rand van Vlaamse en Nederlandse Kempen. Het buurtschap Rodenrijt was nog nauwelijks bewoond. De enkele boerderijtjes die er stonden waren eenvoudig van bouw, blank gekalkt en de sneeuwmassa’s werden gedragen door daken van mossig stro.
In boerderij Zeldenrust van de familie Rozenboom speelde Jennah met haar broertje Jori. De ouders Michiel en Ivonne hadden even rust, want de avond was gevallen. De kachel brandde en de dieren op stal waren juist gevoederd. De schapen stonden in hun hok en alles was kalm rond de boerenhofstee.
Toch voelde moeder Rozenboom zich onrustig van binnen. Morgenavond zou het kerstavond zijn en ze had enige tijd geleden beloofd de wever van de Statie uit te nodigen. Hij woonde alleen in een arbeidershuisje bij het spoor. Het was één van de weinige mensen die ze wel eens sprak bij de kaasmarkt, die elke maand werd gehouden op de kiosk tegenover de smid.
Meermalen had hij geklaagd dat hij zich zo eenzaam voelde nu zijn ouders gestorven waren en hij alleen was achtergebleven. Ze durfde haar man Michiel eigenlijk niet te vragen of hij het goed vond dat de Achelse wever op kerstavond bij hen in huis kwam. Daarom besloot ze om de volgende dag naar de baron op het kasteel te gaan, aan het einde van de dreef. Hij woonde in een prachtig pand dat als een voorname woning de wacht leek te houden voor iedereen die over de weg dit gebied in ging. Deze heer van adel zou haar vast kunnen helpen. Hij had immers al vaker goede ideeën naar voren gebracht; toen het er om ging om werklozen weer aan een job te helpen bijvoorbeeld.
De volgende ochtend toog Ivonne naar het kasteel en belde aan. Korte tijd later zat ze samen met de baron bij de smeedijzeren stoof en deed haar verhaal. “Als ik nu naar je man ga en hem vraag of jullie de wever voor een avond in huis willen nemen, wat zeg je daarvan?”
De Achelse boerenvrouw kreeg een kleur toen haar dat aanbod werd gedaan. Een baron die bij de familie Rozenboom in huis zou komen, dat was nog niet eerder vertoond. Ivonne ging met het voorstel akkoord en spoedde zich weer door de sneeuw naar huis. Ze passeerde de hei tegenover het mooie landhuis, de oude graanmolen in het dorp van Achel en logement Koeckhofs. Bij de nieuwe winkel op de hoek van de weg naar de Statie kocht ze van haar schamele spaarcenten wat broodjes met spek en even later kwam ze thuis aan.
Kort nadien kwam de baron met de koets het erf oprijden en de hele familie Rozenboom stond verbaasd te kijken met hoeveel charme de paarden tot stilstand kwamen. De hoge visite stapte uit en werd door Michiel naar binnen geleid.
“Welk een eer is het om u te ontvangen,” zei Michiel, die aanbood wat melk warm te maken. De baron deed zijn verhaal en Michiel stemde in met zijn verzoek om de wever uit te nodigen voor kerstavond. De invloedrijke man uit Achel ging daarop naar buiten, haalde uit zijn koets twee manden met daar overheen geruite doeken. Hij zette ze op tafel en zei: “Hier, omdat jullie in deze donkere koude tijden aan andere mensen willen denken, wat lekkers voor de komende dagen. Balkenbrij, worstenbroodjes, worst en amandelkoek. En voor de kinderen enkele kerststalbeeldjes voor naast het bed.”
De familie dankte de baron voor zijn gulle gaven en begeleidde hem weer naar de koets. De paarden stonden in de natte sneeuw te trappelen van ongeduld en misschien ook wel van de kou. Tijdens het middagmaal vertelde Ivonne aan de kinderen dat ze naar de wever moesten lopen om te zeggen dat hij deze avond welkom was op boerderij Zeldenrust. ‘Zeg maar dat we allerlei lekkere dingen in huis hebben. En denk er om, Jennah en Joru, meteen terug komen, hoor. Niet op het ijs gaan en zeker geen ijsbergen maken. Het is veel te koud.”
De jeugd wandelde op klompen naar de Statie en trof daar de thuiswever. Hij was bezig met het spinnen van garens om op die manier nog enkele centimen bij te kunnen verdienen bij de Schellens-weverijen in het dorp achter het Simonshuis. Toen de kinderen hun verhaal verteld hadden, gaf hij ze als dank enkele knotjes gesponnen garen mee en zei dat hij over een uur wel zou komen. De kinderen gingen naar huis en ontmoetten allerlei mensen. Iedereen was druk doende met de laatste voorbereidingen voor kerstavond en de kerstdagen. Inwoners van het Kempendorpje liepen voorover gebogen met een doek voor hun mond, een sjaal over het hoofd of enkele juten zakken om de benen om zich zo veel mogelijk te beschermen tegen de kou.
Intussen begon thuis de spanning op te lopen. Michiel voelde intuïtief dat er bij Ivonne iets schortte en Ivonne trachtte Michiel steeds te ontwijken, omdat ze niet wilde verklappen dat ze bij de baron van Achel was geweest. Ze ging door met eten koken terwijl Michiel in zijn schommelstoel zat, midden in het woongedeelte van de boerenhoeve.
“Vrouw, ik weet het niet zeker, maar ik heb zo’n idee dat er iets aan de hand is. Je bent zo stil, je praat nauwelijks, wat scheelt er?” Ivonne wist zich geen raad. Ze had altijd zo veel van hem gehouden, altijd alles voor hem gedaan en ervoor gezorgd dat hij nooit iets te kort kwam. Liever spaarde ze eten uit haar mond dan hem honger te laten lijden. Ook het uitnodigen van de dorpsgenoot wilde ze voor hem verzwijgen, omdat hij anders misschien zou zeggen dat dat onzin was, te duur voor het huishouden en dat ze het geld beter zelf konden gebruiken dan uit te geven aan een jonkman. Maar ze kon er niet omheen om hem uiteindelijk toch de waarheid te vertellen. In plaats van een nors, opgewonden antwoord te geven vloog Michiel haar om de hals. Hij vertelde haar dat ze hem gerust had mogen vragen om iemand uit te nodigen op zo’n bijzondere avond, zeker nu het de laatste kerstavond van deze eeuw was. “Je zou zelf maar ongehuwd zijn, je ouders tot hun dood toe verzorgd hebben en nu moederziel alleen daar op de Statie de kerst moeten doorbrengen. Wat zou je blij zijn om zo’n uitnodiging te krijgen.”
Plotseling hoorden ze geroffel op de deur. Het waren de kinderen, die van de wever vandaan kwamen. Ze praatten druk over wie ze onderweg allemaal tegengekomen waren en Jennah gaf haar moeder het garen dat de wever van schapenwol had gesponnen.
Zo gebeurde het dat op kerstavond 1899 de familie Rozenboom samen met een arme dorpsgenoot bij het open vuur terugdacht aan de echte kerstavond van 1899 jaar geleden. Aan het kerstkindje in de stal, de herders en de schapen. De stoof stond roodgloeiend, de koeien herkauwden op stal en het leek alsof de schapen beseften dat hun verre voorouders de eersten waren geweest die de ster van Bethlehem hadden gezien en die de engelen hadden horen zingen:
Gloria in excelsis Deo...