Als we om iets na zes uur samen naar de tv keken, zei ze wel eens dat ik op de tv-kok leek, als ze hem bezig zag. Die uit Leuven. "Misschien moet je voortaan toch een bril opzetten om naar tv te kijken", lachte ik dan.
Wat wel is: het pottenroeren heb ik van haar geleerd. Met nieuwjaar of met de kermis stond er zo veel op het vuur te pruttelen dat het wel een symfonie leek. Elke pot, pan en kastrol had een andere geur en geluid. Stoofvlees klinkt anders dan bloemkool. Pruttelende kroketten, dat is muziek.
Met al die potten tegelijk in volle gang, moesten we soms een handje helpen met roeren. Voor het overige was het stelen met mijn ogen. Gewone middag, dagelijkse kost.
‘Middag’, thuis is het nog altijd een begrip. Niet het tijdstip, maar wel het eten. Zo kan je ook 's avonds perfect 'middag' eten. Zeker ben ik natuurlijk niet, maar het lijkt me in een andere taal ongebruikelijk. Zoals de meest gebruikelijke zin van ’s morgens als de mannen naar school vertrokken. Maar dan in het Engels. "What are we eating tonight?" "Noon".
In het woonzorgcentrum stapten we wel eens naar het grote bord op het gelijkvloers. Daar stond het hele weekmenu op. Als er op vrijdag vis op tafel kwam, verzon ik iets anders. “Vrijdag zijn het blinde vinken.” Want op vis was ze niet helemaal gesteld. Maar als het op tafel kwam at ze het wel op. Ik wilde niet dat ze de hele dag op die vis van vrijdag ging zitten peinzen.
Op tv heeft de kok zijn schotel klaar. Ik moest al lachen, want ik wist wat ze ging zeggen. “Smakelijk”, zei de kok aan zijn fornuis in Leuven. “Smakelijk zegt hij. Maar we kunnen niet proeven, hè Zjeroen.”
Rudi Lavreysen