Neerpelt
"Het is al een tijd geleden. Hoe oud was ik – nog geen twintig, denk ik. Er lag nog geen A24, van Neerpelt naar Hasselt rijden duurde geen halfuur (er waren nauwelijks verkeerslichten) en niemand zeurde over klimaatverandering, geluidsoverlast, luchtvervuiling of fileleed. Het leven was prachtig.
Ik maakte kennis met mijn eerste lief. Ze thuis binnenbrengen durfde ik nog niet, maar we brachten veel mooie uurtjes door in de occasieauto die ik eerder had gekocht. Op een dag zei ik dat ik haar het Hageven wel eens wilde laten zien.
Het was op een zaterdagavond – de rest van de week moesten we werken. De lucht zag er donker uit en dat kwam me goed van pas, want ik wou het liefst van al met haar alleen in de auto zitten in het donker – het Hageven kon me eigenlijk de pot op (en haar ook, vermoed ik). Ik reed met haar tot aan de Verkeerdelieveheer en toen rechtsaf. Vaag herinner ik me nog dat ik over een knuppelbrug reed en toen stopte. Ver van de beschaafde wereld.
Het begon te regenen, maar dat was onze zorg niet. We vreeën in de auto dat de stukken er vanaf vlogen. Het regende almaar harder en de wind begon steeds krachtiger te waaien. Rond elf uur ’s avonds, terwijl de regen hard op het dak van de auto tokkelde, zei ze dat ze toch wel naar huis wilde want dat het anders te laat werd.
Ik startte de wagen en zette hem in zijn achteruit. En daar bleef het bij. Hij verroerde geen vin. Ik hoorde de wielen buiten spinnen in de modder. Meer gas geven maakte het alleen maar erger. Ik dacht dat ik het bestierf.
Ik waagde me in de storm en probeerde de wagen terug te duwen. Maar dat ging ook al niet. Na een halfuur besloten we de auto af te sluiten en te voet terug naar Neerpelt te gaan. Door de modder, de regen, de storm, en zonder licht.
Toen we een uur later thuiskwamen waren we alletwee mestnat en vuil. Mijn moeder schrok zich te pletter, mijn vader vroeg zich hardop af waarom wij ‘s avonds in godsnaam naar het Hageven moesten. Mijn lief belde haar pa met de vraag of hij haar kwam halen. Ik hoorde hem vloeken op twee meter afstand.
’s Anderendaags fietsten mijn vader en ik naar het Hageven. We hadden schoppen bij en juten zakken. Regenen deed het gelukkig niet meer. De auto stond er nog en na wat graven en berekend
joeperen kregen we hem op de brug.
Zeg, zei mijn vader toen we terug thuis waren. Ge hebt één groot geluk gehad: dat de jachtwachter niet op jullie uitgekomen is. Anders was het je beste dag niet geweest!"
Jan
-----------------------------
Hebt u ook een mooie herinnering die u met ons wil delen? Zet ze op papier en mail ze naar redactie
internetgazet.be.