Neerpelt
Bij ons tegenover staat in een grote tuin het wit en groen geverfde burgerhuis van Zjang Klok, de laatste Teut van Neerpelt. Op maandagmorgen vroeg komt zijn vierkanten Ford tuffend uit de tuin gereden en weg is hij voor zijn wekenlange ronde bij de noorderburen. Tegenaan staat ook mooi wit, met groengeverfde ramen, het huis van landmeter D’Hooge.
Een tuin vol lage piramidebomen met sappig rijpe peren. Daar loopt Lisette, een klein venijnig hondje dat achter de getraliede grille langs de straatkant keffend heen en weer rent met passerende collegestudenten die kissend tegen de tralies schoppen.
Het rechterpand naast ons huis is een nog onbebouwde akker. Dat is van ene heer Lauwers, zegt vader.
Zo heet die akker voortaan ‘het land van Lauwers’. Dat land is ons speelterrein, vol bruingroene pracht van netels, puingras, weegbree en grove zurkel. Maar in de lente tooit de zon dit onbebouwde veld vol geel en blauw en wit van pinksterbloemen, boterbloem en grote margrieten.
Grote witte margrieten met een hart van goud!
Voorbij “het land van Lauwers” staat de pas gebouwde tweewoonst van schoolmeester Mommen en aannemer Harrie Janssen.
De meester is hoofd aan de jongensschool in de Kanaalstraat.
Toen ik vorig jaar in de harde winter last had van pijnlijk jeukende wintertenen mocht ik bij hem aan huis, toen nog in de Heerstraat, een
buul gedroogde notenbladen halen. Met zijn goede raad: uw voeten elke avond een uurtje baden in heet afkooksel van de notenbladen, wollen kousen en klompen dragen in de winter en niet met je voeten tegen de warme kachel zitten.
Goede wijze meester!
Maar in het voorjaar had ik bij vuurtje-stook op de speelplaats bij zijn toezien een kikker in de brand geworpen. Met de oren getrokken naar zijn klas geleid, lei en griffel, en nu hier vijf keren schrijven: ”Wie de dieren plaagt zal later mensen plagen”.
Strenge wijze meester!
Toch nog geluk gehad dat er geen lijfstraf bij was.
Lvpk.