Neerpelt
"Wanneer je in je jonge jaren van de Kanaalstraat naar de Statiestraat verhuist dan ruil je het rustige kanaalwater voor de uitdagend stromende Dommel.
Mooi is de rivier en verleidelijk en soms gevaarlijk ook. Geen rechtdoor stromen, lijk het kanaal. Sierlijk in talloze bochten zwiert de Dommel rustig met straalhelder water door de tuinen en de beemden.
Maar bij onweer en herfststormen wordt ze wild en onstuimig. Dan jaagt ze haar water kruiend en overrompelend overboord door park en hof en Statiestraat.
Sterke rivier die nooit dichtvriest in de wintermaanden.
Als de lente komt fleurt zij haar glinsterend zandbed weelderig op met felgroene haarbospruiken van waterranonkel en met het bronsgroen van waterdrieblad.
Lentefeest in Dommelland.
De meimaand strooit met warme zon het waterkruid vol witte bloemen. Het decor is klaar, nu zijn de zomervogels daar. De nachtegaal zit in de bramen bij de blinde juge zijn hemelslied te fluiten en verder naar de statie toe hoor je zijn broertje gorgelend een liedje slaan in de netelenbossen van de Haspershovenbeemden.
Hoe zalig is de Statiestraat als je ’s avonds op de tuinbank naar de nachtegaal mag luisteren!
Maar als je langs de Dommel woont, moet je de rivier ook dienstbaar zijn. Want de oeverbewoner is verplicht voor de rivier te zorgen: zand te ruimen in het voorjaar en kruid te maaien in het najaar.
Vader slaat aangepunte houten palen in de boord en vult de gaten dicht met mutsaarden van eikenhouten twijgen. Waar het tuinpad eindigt heeft hij een steigertje gebouwd op palen in de rivier. Om water te scheppen voor de moestuin. Maar op zomerzaterdagen trekt hij zijn zwartgrijze oud-soldatenzwembroek aan. Een lekker fris bad nemen in het helder koude water. Zeep en handdoek liggen op het steigertje en als het water niet te wild is mag ik mee de Dommel in. Tussen de schrijvertjes, die
“krinkelende winkelende waterdings met ‘t zwarte kabotseke aan” (G.Gezelle), en de haastig op hoge poten wegspurtende waterspinnen. Boven onze blote rug is de lucht vol zoemende muggen. En dazen landen op kousenvoeten op je blote vel.
Na zo een bad is je huid heerlijk zacht en warm als een muizenvelletje.
Behalve dan die dikke rode jeukende brobbel waar die kousenvoeter je genaaid heeft."
Lvpk.