Neerpelt
"In de jaren dertig van vorige eeuw liggen er hier en daar in het centrum van ons dorp nog een aantal grote waterpartijen.
Voor de aanleg van de opgehoogde spoorwegbedding heeft men blijkbaar ook grond afgegraven van terreinen naast de spoorweg. Zo zijn er poelen ontstaan met stilstaand water, mooi in de zomer met groene rietkragen en bruine
duvelsknuppels (lisdodden) en in de vrieswinter fijn om op te slibberen en te schaatsen.
Elk van die waterpartijen heeft haar eigennaam: de naam van de eigenaar met het Neerpelter ’
koel’ voor poel.
Zo vind je aan de Heerstraat “Boonskes Koel” in de weide tussen spoorweg en kerkhof; vooraan op Boseind is er “Juttekes Koel” en waar de
Hazenstraat hoek maakt met de Vrijheidsstraat ligt er naast de spoorweg achter de boerderij van het college de “Koel van Loos”.
Het is zomer. Donderdagnamiddag, dan is er geen school.
Met Jos van thuis tegenover gaan we vissen in de Koel van Loos. Stiekem voorbij de woning van de landmeter linksaf door die hobbelige landweg die later de Vrijheidsstraat zal worden. Voorzichtig sluipen we aan het eind van de Hazenstraat langs dat kleine hoekhuis van Smeets. Met rieten stengel, wat garendraad, een potje kleine pieren en een leeg conservenblik. Voorzichtig die houten poort geopend. Door het hoge gras en onkruid naar de koel daar bij de spoorweg onder hoge populieren. Helemaal groen is ze, vol eendenkroos. Rimpelloos met hier en daar een open plekje. Vreemd die stilte.
Benauwend ook, en we voelen ons wat eng - alsof we in een geheime andere wereld zijn
binnengeslopen.
Garen aan de stengel en piertje aan de draad geknoopt. Wat
water in het emmertje scheppen. Inwerpen en wachten.
Bovenhalen! Aan het eindje van de garendraad spartelt een kleine donkere salamander. Mooi donker olijfgroen is hij met blinkend oranje buikje. En daarna nog een, en nog een het emmertje in.
Maar plots schuift er een donkere wolk voor de zon. Gedonder
in de verte. Jos zegt: ‘Kom we gaan naar huis. Maar eerst de salamandertjes terugzetten’.
Terug thuis voor het avondmaal.
Moeder: ‘Waar heb je weer in gezeten? Uw schoenen vol modder en rap uw vuile knieën en uw handen wassen voor je aan tafel komt. En uw kousen
en uw broek vol kleverige groene zaadjes!’….
’Van kleefkruid, dat duivels naaigaren’ zegt vader.
Oei! Maar wie zwijgt, is wijs.
Avondeten: een bord botermelkpap met twee dikke bakpruimen in.
‘En dan naar bed, want morgen moet je vroeg op om de mis te dienen’.
Die nacht heb ik schrik gehad. Onweer. Plots stonden er twee reuzengrote salamanders naast mijn bed recht op hun achterpoten met een pak thermogeen watten te kloppen op hun dikke oranje pensen.
Geroepen en wakker geworden van een krakende donderslag.
Moeder heeft de gewijde kaars aangestoken."
Lvpk