Neerpelt
Vroeger woonde
Lieve Joris in de Schuttersstraat. Na de fusie werd dat de Sint-Martensstraat. De kinderen van de Schuttersstraat brachten hun jeugd vooral
aan het kanaal door, waar men in het weekend vanaf de brug in het water sprong, waar men op
rooioog, karper en
platzak viste en waar men vaak in de Dommel - vlak
voor de plaats waar het
giftig beekske in de rivier uitmondde - ging zwemmen en stoeien. Mooie tijden... Veel van die jongeren zagen elkaar, vele jaren ouder geworden, deze namiddag terug bij de duiker over de Dommel, waar Lieve, letterlijk op een boogscheut van haar vroegere ouderlijke woning, haar
beekgedicht voorlas. "Ik wou met opzet geen
landschapsgedicht maken", zei ze, "ik wou een gedicht maken over die dag dat ons tweede jongste zusje Hildegarde, die men vroeger een
mongooltje noemde, thuis 'ontsnapt' was en naar de duiker was gelopen." Het gedicht staat hieronder.
Zorgenkindje
Wij waren al naar school
als zij met haar zelfgevouwen waaiertje
achteromliep
naar het huis van bomma.
Voorzichtig, eerst de stoep
dan het zandpad over
tot aan de groene deur
honderd meter vrijheid.
De lucht rook naar zomer
op de weg naar de rally
stroomde de Dommel modderig en sloom
onder het kanaal door.
Zij stapte de straat op
steunzolen in stevige schoentjes
druk pratend tegen het waaiertje
schoolwaarts, net als wij.
Kiezelsteentjes knarsten
onder haar voeten
voorbij Ons Lieve Vrouwke de ramp op
ze kon het weeë water al ruiken
Aan de duiker, hoog boven de Dommel
hielden haar vermoeide beentjes halt
en leunde ze benieuwd voorover
naar de gapende diepte.
Het waaiertje dwarrelde naar beneden
toen ze mama ontwaarde, in haar keukenschort
haar wangen rood, haar armen wijd
ach mijn poezelijntje toch, mijn kruisje
Lieve Joris