Overpelt
Niet iedereen had in de eerste helft van de vorige eeuw een huisaansluiting van een telefoon, zegt
Jo Ruffini van het Lindelse
Radiomuseum. Alleen welgestelden en bedrijven hadden een telefooninstallatie. Die was in het begin ook niet geautomatiseerd. Je moest eerst met de centrale van de toenmalige RTT telefoneren
(op de foto hierboven een 80 lijnencentrale van Ericsson, afkomstig uit een groot bedrijf); daar gaf je aan de telefoniste door naar welke huisaansluiting je wilde doorverbonden worden. Zo'n telefoniste kon ook, door een knop op haar lessenaar om te zetten, het gesprek afluisteren. U raadt het al: zo werden toen ook gesprekken wereldkundig die niet wereldkundig hadden mogen worden.
Als je in die tijd geen telefoon had, ging je naar het RTT-kantoor om een brief of telegram te versturen, maar ook om te telefoneren. Ook interlokale gesprekken kwamen op het RTT-kantoor binnen en dan werd je via een bode verzocht naar het kantoor te komen. In onze huidige samenleving kunnen we ons dat niet meer voorstellen.
Tot de uitvinding van het draadloos overbrengen en ontvangen van magnetische golven liepen alle magnetische trillingen door
draden. Het duurde tot in de jaren vijftig voor er "mobiele" netwerken werden opgezet. In de jaren '70 kwamen de eerste autotelefoons - loodzware bakken waar een telefoonhoorn bovenop lag. Deze toestellen mochten dan weer niet op een boot gebruikt worden, daarvoor was er de
marifoon.
Sinds enkele jaren zijn er nu de
smartphones, kleine lichtgewicht handpalmapparaatjes waarmee je draadloos kunt bellen, internetten enzomeer. In plaats van via een centrale te passeren gaat het nu vaak draadloos via straalverbindingen. De wetenschap is steeds bezig met het zoeken naar middelen die alles sneller, comfortabeler en gemakkelijker maken...
(Wordt vervolgd)