In Kaulille staat, tegen de oude pastorij, het beeld van Sint-Barbara. Decennialang stond het op Cooppal, tegen het hoogste gebouw, in de hoop dat Barbara de arbeiders tegen ongelukken zou beschermen. Had de heilige dame op 30 november 1894 en 20 april 1953 dan een snipperdag? Vreselijke knallen waren dat: de ene met drie, de andere met vier doden. Maar ook dan werd Barbara op haar naamdag, 4 december, gevierd. Het zit er wel in dat men in die omstandigheden ter kerke ijveriger bad dan in accidentloze jaren. Hoe dan ook maakten die laatste in de loop van de bedrijfsgeschiedenis de meerderheid uit.
Er is een tijd geweest dat bij de Sint-Barbaraviering – Seent Berb in het Kauliller – een vrije dag, een mis en een zakcentje uit de centenpot van de firma hoorden. Veel verder dan de kerk en het kerkplein kwamen die centen bij sommigen niet: in het café van ‘Boeneke’, direct bij de kerk, werden ze ingeruild voor drank. Tenminste: door wie ze ontvangen had. Want het cadeau was een gunst, geen recht. Hoe dat volgens de geldende geplogenheden van die tijd in zijn werk ging?
Met het feest van Sint-Barbara stond directeur Van Vyve met zijn koets voor aanvang van de mis op het kerkplein. Naast hem in de sjees zat de pastoor. Gezamenlijk oefenden ze toezicht uit. Wie naar de mis ging, kreeg zijn centen. De rest kon beschikken. Paternalisme heet dat met een duur woord. Daarmee werd op lotsverbetering van de arbeiders gemikt. Dat was de mooie kant van de medaille. Tegelijk was Barbara voor de baas een middel om de arbeiders aan zijn fabriek, en voor de pastoor eentje om hen aan zijn kerk (te proberen) te binden. In het café van ‘Boeneke’ zal dat de stappende werknemers van Cooppal ondertussen allicht geen zorg zijn geweest. Voor hen diende Barbara weer een ander doel.$$$
Foto: ‘Vivat Barbara’ – werknemers van Cooppal bij ‘Boeneke’ op café ter gelegenheid van Sint-Barbara (Foto: De Klaveren Heer, december 1999, Heemkunde Kaulille)
Jef Vanbussel