Op 30 november 1894 vond op Cooppal Kaulille de zwaarste ontploffing in de prille geschiedenis van het bedrijf plaats. Daaraan waren, gespreid over zeven jaar, vijf ontploffingen voorafgegaan. Eén dode viel daarbij te betreuren. Met drie doden en vier gewonden kwam de ontploffing van die dertigste uiteraard extra hard aan. Ook de materiële schade was groot.
Aanleiding tot de catastrofe?
Volgens de neutrale staatsinspectie was een haperende machine warmgelopen. Dat veroorzaakte een eerste ontploffing. Die knal sloeg over op 150 kilo nitrokatoen. Om hun werk te vergemakkelijken hadden twee arbeiders dat explosieve goedje tegen alle reglementen in bij de werkende machine gestapeld. Een zware fout.
In een reeks aanbevelingen wees de inspectie echter ook de bedrijfsleiding op haar deel van de verantwoordelijkheid: zet elke mengmachine (malaxeur) in een apart gebouw, plaats die gebouwen voldoende ver van elkaar en omring ze met beveiligende aarden wallen. Laat arbeiders voorbereidende werkzaamheden nooit bij werkende machines uitvoeren, maar in aparte lokalen. Vervang verouderde onderdelen door nieuwe en veiligere wisselstukken.
Politiek debat
Anderhalve maand later, op 15 januari 1895, kwam het accident uitgebreid ter sprake in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Voor de oppositie was de bedrijfsleiding de kop van Jut. Socialisten en liberalen klaagden de erbarmelijke werkomstandigheden aan, de lage uurlonen en de extreem lange werkdagen. Volgens hen waren de arbeiders voorafgaand aan de ramp overbelast: 36 uur hadden ze zonder noemenswaardige onderbreking moeten werken.
De katholieke meerderheid nam Cooppal en de katholieke directie echter volledig in bescherming. In een interne bedrijfskwestie had de politiek niets te zoeken, klonk het. Alle verantwoordelijkheid lag bij de arbeiders. Bovendien hoorde dit soort ontploffingen nu eenmaal “bij het vak”. En de arbeiders waren inderdaad 36 uur op Cooppal aanwezig geweest, zo vulde minister De Bruyn aan, maar ze hadden niet onafgebroken gewerkt. De firma had slaapzalen ingericht. Daar konden de arbeiders rusten. Zo moesten ze geen tijdrovende verplaatsingen naar huis en weer naar de fabriek maken. Door de sterk gestegen vraag naar kruit moest iedereen op Cooppal bovendien een tandje bijsteken.
Loonverschil Wetteren – Kaulille
Ook over de loonverschillen tussen Wetteren en Kaulille werd gedebatteerd. Algemeen directeur Libbrecht had daarvoor zijn verklaring aan de minister gegeven: de Wetterse arbeiders doen meer dan van hen gevraagd wordt en ze zijn bovendien een stuk competenter dan die van Kaulille. “Trouwens,” zo besloot de minister, “in het hele land worden nu eenmaal verschillende loonschalen gehanteerd.” Case closed.
Jef Vanbussel
Foto: het fabrieksdeel op de Rakerheide waar de ontploffing gebeurde (toestand omstreeks 1928)