"Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt." Soms denkt een mens in zinnen die niet van hemzelf zijn. Deze is van Willem Elsschot. Een beginzin bovendien. We wandelen naar het cultuurcentrum en de storm Benjamin zorgt ervoor dat we nog eens inhaken. Samen tegen de wind. Ik spreek die beginzin van 'Het Dwaallicht' uit, maar de wind blaast hem weg.
Er was ooit een verkiezing voor de mooiste beginzin uit de wereldliteratuur. De winnaar werd de prachtige eerste zin uit ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Marquez. U moet die maar eens opzoeken. Die van Elsschot kwam geheel onterecht niet in de uitslag voor.
De vorige keer dat we naar het cultuurcentrum stapten was voor een voorstelling van Groenten uit Balen, geniaal geschreven door Walter van den Broeck. Het stuk gaat over veel meer dan die staking. En nee, ze mogen dat niet naar de tijd van nu transformeren. Het gedacht alleen al.
Maar ook herkenbaar. Grootvader die in huis woonde, dat was in 1971 ook bij ons het geval. Dat moet ongeveer de periode geweest zijn van de foto waarbij grootvader niet uit de auto kwam. Hij had het op de een of andere manier niet op fototoestellen. Terwijl wij voor de auto hadden postgevat - was die nieuw? – bleef hij op de achterbank zitten. Hij keek wel in de lens. We poseerden alsof het voor een automagazine was. Wie de foto heeft genomen weet ik niet meer. Het was wellicht een nonkel, want we stonden op zijn oprit. Die was aangelegd met afvalslakken uit de metaalindustrie. Dat zag je nog veel in die tijd.
Het zou een goede beginzin voor een roman kunnen zijn. "Het was de dag dat opa niet uit de auto kwam omdat hij een heilige schrik had voor het fototoestel."
Rudi Lavreysen