Zo zou de torenhaan van de Neerpeltse kerk ooit spoorloos verdwenen zijn, tot hij plots opdook op de spits van het (toen) gloednieuwe gemeentehuis van Overpelt. En tijdens de opening van dat gemeentehuis hingen enkele kwajongens uit Neerpelt negen varkensblazen aan het balkon, als ludieke ‘versiering’.
Maar terug naar de kerktoren. Tijdens de bevrijding werd de spits vernield. Dakwerker Frans De Niel timmerde een voorlopige afsluiting in elkaar, maar die ging in januari 1947 bij een zware storm opnieuw de lucht in. Wat volgde, was een soort nood-dak waarop al snel gras begon te groeien. En met een flinke scheut verbeelding meenden sommigen op dat groene dak... een geit te zien.
Paul Cuyvers blijft sceptisch, al toont hij wel een foto waarop je – met wat goede wil – inderdaad iets geitachtigs zou kunnen herkennen (foto boven).
Waar wél met zekerheid een geit opdook, was op een carnavalswagen uit Overpelt. Cafévrienden uit wat men toen nog gewoon ‘Pelt’ noemde, bouwden een kerktoren na en plaatsten daar – jawel – een echte levende geit bovenop. Dat kon toen nog, dierenrechtenverenigingen waren er toen nog nauwelijks.
De rivaliteit tussen Neerpelt en Overpelt kreeg er zo weer een mooie anekdote bij. En meer dan 60 jaar later komt dat opnieuw boven water. Enfin, op de toren!