Ze woonden samen. Hij en zij. En de kat. Maar na twintig maanden kwam er een einde aan.Zij ging weg. Hij bleef. Samen met de kat.
Een paar maanden later schreef zij hem een brief. Of zij de kat en de meubeltjes van de kat niet mocht hebben. De kat is van mij en blijft bij mij, liet hij weten. "Dan maar naar de rechtbank", zei zij. Zelf had de kat, een roerend goed, niets te zeggen.
“Wat telt zijn de papieren”, zei de rechtbank van Gent en keek naar het paspoort van de kat, de chip en de sterilisatie. Allemaal op naam van haar, niet van hem. Het adres van de kat, het oude adres van haar en hem, deed er niet toe. Evenmin het feit dat hij na de feitelijke scheiding de rekening van de dierenarts had betaald. De kat moest dus terug naar haar, besliste de rechter. Maar, de kattenmeubeltjes moesten blijven waar ze stonden. Bij hem. Facturen of betaalbewijzen in verband met de meubels van de kat waren er immers niet. De kat dus bij haar, de kattenmeubels bij hem. Misschien wilde de rechtbank wel dat de kat het heen en weer kreeg zodat iedereen tevreden was.
Jan BOULY(De auteur is advocaat)