Ook in de bouwwereld heb je vakmensen. Maar soms ook “prutsers”. Of erger, oplichters. Hoe herken je een oplichter? Moeilijk. Het zijn tenslotte oplichters. Na een jarenlange juridische strijd met drie uitspraken van “lagere rechtbanken” moest het hoogste rechtscollege van België, het hof van cassatie, zich hierover uitspreken.
De aannemer in kwestie ging te werk volgens een vast patroon. Bij ondertekening van de overeenkomst vroeg hij altijd een (soms belangrijk) voorschot. Daarna volgden afbraakwerken, waardoor de woning deels onbruikbaar werd. Hij vroeg dan opnieuw een voorschot voor “meerwerken” en de klant betaalde want anders had hij geen dak boven zijn hoofd. Waarop de aannemer geen of nog nauwelijks werken uitvoerde of materialen leverde, tenzij hij de kans zag om nog meer “meerkosten” te vragen.
Uiteindelijk bleef er slechts een onvoltooide werf en de klant had betaald voor materialen en grondstoffen die nooit volledig waren geleverd.
Het hof van cassatie wees er op dat een aannemer die zijn werk niet deed na betaling van een voorschot, daarom nog geen oplichter was. Particulieren die onvoorzichtig zijn moeten in de spiegel kijken.
Maar, zo ging het hof van cassatie verder, in dit geval had de aannemer voorschot na voorschot geëist, goed wetende dat hij de werken niet of hoogst waarschijnlijk niet zou uitvoeren. Alleen omdat hij zijn klanten met dit (verborgen) risico opzadelde, was hij erin geslaagd geld te ontfutselen en zo een listige kunstgreep maakt iemand tot een oplichter.
Volgens het hof van cassatie was de aannemer dan ook op correcte wijze veroordeeld wegens oplichting. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden, een geldboete van 2.000 euro, een verbeurdverklaring van 35.000 euro en een beroepsverbod voor vijf jaar bleven zijn deel.
Jan Bouly (advocaat)