Ik weet nu hoe het komt dat ik telkens aan Donald Trump moet denken als ik weer zo’n taxidermisch opgezette versie van dat ellendig kerstmannetje in een winkel zie zitten.
Mijn vrouw en ik waren al vrij vroeg op pad deze morgen. We werden allebei om half tien in de artsenpraktijk De Zorgpoort verwacht voor onze jaarlijkse griepspuit. Het had gevroren vannacht. Dat zijn we niet meer gewend. Er lag een dun laagje rijm over de Kerkstraat en mensen waren druk in de weer om de vorstlaag van de ruiten van hun geparkeerde auto’s te schrapen. Bij de winkels was er duidelijk gestrooid. Een stralende zon scheen er gul overheen. Mooi, dat wel.
Alle elementen om in kerststemming te geraken, waren er. Sinterklaas ben ik niet tegengekomen maar op een paar plaatsen zat die dikke papzak van een kerstman achter een vitrine het passerende publiek uitnodigend naar binnen te wenken.
Je hebt het al begrepen en ik citeer hier Toon Hermans even: “Ik moet die man niet”. De sint wel, de kerstman niet. Wat dat met dolle Donald te maken heeft? Ik probeer het kort uit te leggen. De president van het machtigste land van de wereld zet – uit zakelijke overwegingen – de president van het dapperste land van de wereld het mes op de keel. Zelenski krijgt tot donderdag tijd om zijn ‘vredesvoorstel’, dat volledig op maat van kameraad Poetin gesneden is, te accepteren. Anders stopt elke vorm van Amerikaanse steun. Dat betekent zoveel als: “Oekraïne, geef die invallers alles wat ze graag hebben, vergeet de soldaten die sneuvelden voor de verdediging ervan en wees nu eindelijk eens tevreden met wat je nog mag houden.”
En wat heeft dat dan weer met de kerstman van doen? Welnu, dat is ook een Amerikaan en een zakenman. Hoe komt hij anders aan die schreeuwerige coca-colakleding? En hij is met dat mislukte paard dat Rudolf heet het land van Sinterklaas binnengevallen. Ons land. Al sinds eind oktober is hij in warenhuizen stiekem bezig zijn opwachting te maken. En Sinterklaas viert bij mijn weten zijn verjaardag pas op 6 december! Langzaam – hoewel – maar zeker concurreert hij onze grote kindervriend finaal uit de markt. En net zoals in het Oekraïne-conflict: wij staan erbij en wij kijken ernaar. We laten het niet alleen gebeuren, we doen zelfs mee met die onzin. Onze kleinkinderen zullen zich nog afvragen: “Wie was dat ook weer, die Sinterklaas?”
Er jankt een deuntje door mijn kop: “Dag Sinterklaasje, dahaag, dahaag…” En over Zwarte Piet zullen we maar helemaal zwijgen zeker. Had ik jullie al eens verteld over die jongen uit Kameroen die vaak bij me aan huis kwam, pikzwart was-ie, die wel eens graag pietermanknecht wou spelen? Maar dat mocht niet. Ha nee, want zwarte pieten moesten roetpieten worden. Hoe los je zo iets op? Witte strepen over zijn zwarte huid?
In de lagere school van Sint-Huibrechts-Lille zongen we rond deze tijd van het jaar een sinterklaasliedje dat begon met de zin: “Er nadert hoefgeklop…”
Hoe lang nog?
Chel Driesen