Nu het lente en bijna zomer is, doe ik elke week een wandeling van 450 meter in mijn tuin en als ik dat niet doe, dan heb ik het geweten! Ik neem altijd dezelfde route en toch laat ik een spoor achter. Dat is niet om de weg terug te vinden, want ik neem altijd een short cut terug en het spoor dat ik maak, is een vlakte van grassprietjes met exact dezelfde lengte, waar je geen enkel aanknopingspunt in terug kan vinden. Ik stap in baantjes achter een grazende machine over mijn gazon.
stap in baantjes achter een grazende machine over mijn gazon.***
Grasmaaien is een vorm van meditatie. Het is niet moeilijk en het geeft de kans om wat weg te mijmeren: over het alledaagse, over de wereld, het leven… Of over hoe het is om als grasspriet door het leven te gaan en voortdurend platgetrapt te worden en als je weer overeind bent gekomen, gekortwiekt te worden, waarna je opnieuw een week nodig hebt om weer bij te groeien en dat een hele zomer lang.
Vorig weekend waren we er even op uit getrokken en daardoor was het er niet van gekomen om te maaien. We waren de natuur in getrokken in de Süd-Eifel (aanrader overigens) en genoten er van de geuren en kleuren van de weelderige flora. Bij thuiskomst stond het gazon er met een slordig, ongeknipt en ongewassen kapsel bij. Mijn 450 meter-wandeling werd gemist! Het leek wel alsof de Eifel hier uit de grond kroop: ik vond dezelfde boter- en paardenbloemen, madeliefjes, weegbree, klaver en nog een mooi purper bloempje dat ik niet ken, terug. Genadeloos reed ik eroverheen met mijn gemotoriseerde herbivoor, terwijl ik er een dag voordien nog in volle bewondering voor stond. Raar. Waarom laat ik hier niet groeien wat ik op een ander graag zie bloeien?
Een paar weken geleden ging er tijdens mijn groenarbeid nog iets anders door mijn hoofd: ik stond zogezegd aan het einde van mijn leven voor de hemelpoort en werd geconfronteerd met goede en slechte dingen uit mijn levenswandel en toen stond daar plots mijn gazon voor mijn neus, dat zich kostelijk amuseerde over mij. En maar lachen! Waarom ik toch zo onnozel was, om elke week hetzelfde ritueel te volbrengen. Het had zelfs uitgerekend hoeveel kilometer ik in heel mijn leven over dit lapje grond heen en weer had getrampeld. En maar lachen! Wat had ik allemaal voor leuke dingen gemist door de grasmat kort te willen houden. Haha!
Sint-Pieter kwam er nog bij. Ook hij vond het grappig en gierde duchtig mee. Dikke lol daar! Ik heb maar meegelachen, want ik kon maar beter goede vrienden blijven met de Pieter, want hij beslist welke deur ik dadelijk zou binnengaan: de hemel of de hel. Maar er was hoop, want in het borstzakje van zijn hemd zag ik een gouden lepeltje. En ik was voorlopig de enige aan dit eindstation…
Jan Verheyen