Ik ben in Hasselt en sta aan te schuiven voor het rode licht op de Sint-Truidersteenweg om de Ring over te steken. Het is vrij druk, dus ik mag nog een paar wisselende kleurenpatronen op de verkeerslichten zien passeren. Maar ik vind het niet erg. Ik kan er toch niets aan veranderen en het ergste wat er kan gebeuren, is dat ik wat later aankom. Dus ik geniet van deze extra tijd. Dit is me-time, mij gratis aangeboden door het departement verkeer en wegen!
Aan mijn rechterkant trekt een familiaal tafereeltje mijn aandacht. Daar komt een ouder koppel uit een kledingwinkel en wandelt naar hun auto, een vrij nieuwe, maar saai grijze wagen met een ster voorop. Er is een klein gesprekje en de vrouw stapt al in de auto en zet zich vooraan aan de passagierskant. Klassiek rolpatroon: de man rijdt, de vrouw strijkt… Maar de man heeft eerst nog iets te doen, wat hem ervan weerhoudt om zijn vrouw naar de binnenkant van de vierwieler te volgen.
De auto blijft een beetje verweesd achter en spreidt vol verwachting alle klinken wijd naar buiten open alsof ze de man gerust willen stellen en hem over zijn angsten willen zetten om toch maar in de auto te stappen. Maar de man negeert dit compleet: het is geen angst, hij heeft eerst nog iets belangrijks uit de weg te ruimen.
Hij moet namelijk zo nodig nog wat aan zijn gezondheid werken en steekt daarvoor een sigaret op. Zo staat hij daar een paar minuten in de kou naast zijn grijze sterrenslede aan een stokje te zuigen om vervolgens rook uit te blazen. Ik krijg vaak een rare vorm van compassie met rokers. Ze ruïneren hun longen, het kost een hoop geld, maar vooral: ze moeten hun leven inrichten naar de wil van dat rookstokje. Welk plezier men daaruit haalt, ontgaat me volledig.
Ik zie aan de man, dat hij al op vroege leeftijd is begonnen met roken. Hij ademt allesbehalve fitheid uit en heeft een vale huidskleur. Zijn vrouw is dit zichtbaar gewoon en wacht braafjes maar ook een beetje ongeduldig in de auto. Ze doodt de tijd met scrollen op het schermpje en af en toe om te kijken of haar man al klaar is met het op peil brengen van zijn welzijnstoestand.
Hij doet zijn uiterste best om deze klus snel te klaren. Hij zuigt met volle kracht zijn diepste longblaasjes vol en blaast dikke rookpluimen uit en dat in een tempo dat zelfs de beste koeltoren niet kan bijhouden. Als na enkele luttele minuten al het wit van de sigaret is opgebrand en hij enkel nog een klein oranje stokje tussen zijn vingers heeft, komt hij in beweging. Met stijve knieën stapt hij een vijftal meter naar voren om daar het peukje op de grond te keilen en vakkundig te doven door een vlotte draaibeweging met de bal van zijn rechtervoet. Waarom de peuk hier wordt gedumpt en niet op plek van consumptie, ontgaat me even. Alsof daar speciaal voor dit moment een asbak zou zijn geplaatst. Hij is blij en content dat hij deze karwei kan afvinken en zijn vrouw niet langer hoeft te wachten. Hij stapt in zijn bolide, die eindelijk tevreden zijn klinken inklapt.
Raar is nu wel dat ik dit kleine tafereeltje hier zo beschrijf terwijl het koppel in kwestie het al lang vergeten is en waarschijnlijk nooit zal weten dat ik dit hier deel. Maar mocht u dit toevallig toch lezen, dan bied ik u graag ter compensatie of beloning (naargelang van de interpretatie van deze tekst) een gratis nicotinesticker aan.
Ondertussen is het groen: ik rijd verder.
Jan Verheyen