Als iemand me vraagt waar ik vandaan ben, antwoord ik steevast, en niet zonder enige trots: “Van Lommel”.
Achtenvijftig jaar woon ik er al en hoewel ik het Lommels dialect - wie spreekt dat eigenlijk nog écht? – redelijk beheers, krijg ik wel eens te horen dat wie niet in Lommel geboren is, geen echte Lommelaar zal worden. Wat een onzin zeg! Dan mag je dus niemand die na september 2005 geboren is, nog Lommelaar noemen. Toen ging immers het ziekenhuis in Pelt open en bijgevolg zouden vrijwel alle inwoners van Lommel die jonger zijn dan twintig jaar, ‘Lökse düvels’ zijn!
Het lijkt alsof met het vakantieweer van de laatste dagen ook mijn goede luim – hopelijk tijdelijk – verdwenen is. Komt het doordat ik daarstraks voor de zoveelste keer vaststelde dat een heleboel stadsgenoten niet eens het verschil kennen tussen Sint-Huibrechts-Lille en Kaulille? Komaan zeg! Over Kaulille ga ik wijselijk zwijgen, maar Sint-Huibrechts-Lille is toch de navel van de Limburgse cultuur! Zeker het deel dat aan de ‘goeie kant’, de rechteroever dus, van het kanaal Bocholt-Herentals ligt. Waarom? Omdat ik daar geboren ben verdomme!
Op mijn leeftijd heb je wel het een en ander gezien en beleefd. Maar toen ik van de week in Sint-Huibrechts-Lille de brug over fietste en rechtsaf sloeg naar de Broekkant, had ik geluk dat ik op het zadel zat. Anders was mijn broek afgezakt.
Aan de rechterkant nodigt een groot bord je uit om een ‘piramide experience’ te komen beleven. Ik herinnerde me opeens dat ik ooit, in het Openluchttheater in Luyksgestel, een overigens brave man had leren kennen. Tijdens de repetities hielp hij mensen met strelende gebaren van hun chronische hoofdpijn af. Hij raakte ze niet eens aan! En, vertelde hij, hij had in zijn tuin met wat panlatten een piramidevormige constructie in mekaar geknutseld. Daar ging hij vaak in zitten om tot volkomen innerlijke rust te komen en ‘één te worden met de omgeving’. Op aanvraag, en tegen een geringe vergoeding, was hij ook bereid om, met een soort metalen kleerhanger in de aanslag, door tuinen te stappen en met grote stelligheid aan te duiden wat de meest geschikte plaats was om een pomp te slaan. Meestal konden de mensen daar achteraf naar hartenlust water oppompen.
Of hij ook eens in die piramide mocht komen zitten, vroeg iemand. En wat dat dan wel kostte.
Kijk, dat vroeg ik me ook af toen ik het bord op de Broekkant zag. En hoe vaak je voor zo’n therapie – want dat is het toch? – moest komen. Zo’n publiciteitsbord zet je toch niet voor niks? Daar wil je toch munt uit slaan.
Als jullie nu denken dat ik die hele hokus pokus beschouw als absolute onzin, hebben jullie natuurlijk overschot van gelijk.
En weet je wat de eerste twee berichten waren die ik te zien kreeg toen ik vijf minuten geleden op ‘facebook’ klikte? Twee zwarte medemensen adviseerden me met grote nadruk om hen te bellen. De ene heette Ann en de andere Marieke Peeters. Behalve hun foto’s en namen waren ook hun boodschappen identiek. Ik had nog vijf minuten (die zijn nu ruim
verstreken) om de dames te contacteren. Als ik dat niet deed zou ik er wel eens héél erg spijt van kunnen krijgen!
Mijn slecht humeur heeft plaats gemaakt voor kosmische angst.
Chel Driesen