Ik heb er me al wel eens druk over gemaakt in mijn stukjes. Meer dan één keer denk ik. Het is toch ontstellend hoe weinig spreekwoorden, zegswijzen en spreuken onze actieve bevolking nog kent. Terwijl ze net het meest kernachtige, gebalde en duidelijkste onderdeel uitmaken van ons enige echte communicatiemiddel: taal! Nog maar een paar maanden geleden kwam tijdens een quiz – was het ‘Blokken’? – de opdracht om het volgende spreekwoord aan te vullen: ‘Wie wind zaait, zal ….. oogsten. “Koren” gilde de kandidaat triomfantelijk. Ik kan het niet helpen, ik word daar zo misselijk van als van – ik zeg maar wat – pudding met zuurkool.
Terwijl ik vanmorgen mijn ontwakingsproces tot een bevredigend einde trachtte te brengen, zoemde het idee door mijn hoofd om mijn column te doorspekken met spreekwoorden over dit toch wel bijzonder warme weer. “Als het zo doorgaat met de klimaatopwarming, kunnen we over een paar jaren onze palmbomen versieren met kerstmis” dacht ik. Maar terug naar onze weerspreuken. Wat dacht je van ‘Winterke koud, zomerke warm’? Of, met inspiratie van de grote Nederlandse wijsgeer Johan Cruyff, ‘Elk voorjaar heb z’n najaar’? En deze dan: ‘Als de haan niet kraait bij het morgenrood, dan gaat het regenen of de haan is dood’. En, van het internet geplukt: ‘Als je uien in je eten vindt, is er kans op harde wind’. Vooruit, nog een Ierse: ‘Je kunt merken dat het zomer wordt, de regen wordt steeds warmer’.
Maar ik heb meteen het goede voornemen gemaakt om dat niet te doen. Iedereen heeft het al over het weer. Mijn bijdrage zou daar niks aan toevoegen.
Ik was nu klaarwakker. En ik stelde een gewaarwording vast die ik al een jaar of twintig niet meer ervaren had. Nee, ik weet wat jullie denken. Het had absoluut niks te maken met wat een jongere vriend, met wie ik op een vakantiereis een kamer deelde, elke morgen zei: “Voilà, het is weer ochtendspits”. Ja, ik moet toegeven dat ik ook even heb moeten nadenken vooraleer ik dacht te weten wat hij bedoelde. Heb je ’m nog niet? Misschien kan Goedele Liekens het duidelijker uitleggen. Dat mens krijgt weer wat tijd als de senaat afgeschaft wordt. (By the way, heeft daar iemand nog iets over gehoord? Bestaat die toch nog altijd, de senaat bedoel ik?)
Die gewaarwording dus: ik voelde een ongelofelijke motivering om te werken. Als het niet zo’n pijn zou doen in mijn stramme rug, zou ik gezwind het bed uitgewipt zijn. Vrouwlief had het ontbijt al klaar staan. Het zonnetje lachte door het grote gordijn dat voor het enorme balkonvenster hangt. Het leven zat weer vol spannende uitdagingen.
Er lag een briefje op tafel. Eerst boodschappen doen. Met de fiets. Onderweg stoppen en wat babbelen met buren en vrienden. Intussen toonde zo’n straatthermometer al 29°C. Thuis de boodschappen op hun plaats zetten en leggen. En nu mijn bureautje op. Meteen achter de laptop en mijn stukje schrijven!
Verdoeme! De ventilator deed het niet! Plopperdeplopperdeplop, mijn werkmotivatie was op.
Chel Driesen