Ooit is me in een column deze verzuchting ontsnapt: “Als ik mijn verhalen ga beginnen met ‘Ik weet nog goed hoe…”, vertel het me dan. Ik wil geen ouwe zaag worden, iemand die eigenlijk al niet meer echt leeft, maar enkel nog bestaat in herinneringen aan zichzelf.
Welnu, af en toe ben ik (héél even hoor) bang dat het daaromtrent zo ver is. Soms kan ik niet op namen komen van mensen die ik nochtans goed ken. (Is dat geen contradictie?). En ik zoek ook wel eens een kwartier naar de autosleutels die ik zelf vast heb.
Af en toe ontmoet ik op straat of in een winkel mensen die me hartelijk begroeten en me dan vertellen dat ze nog vaak aan mijn lessen denken. Nu twijfel ik eraan of ze zich van de inhoud ervan veel herinneren. Misschien bedoelen ze wel dat ze denken aan de clowneske streken die ik wel eens opvoerde. Maar dat doet er niet toe. Ik herken ze dan soms niet. En dat ligt niet enkel aan het feit dat ze toen nog geen baard hadden of met kinderen aan hun hand liepen. Ik probeer dan wel eens naar hun naam te hengelen door te zeggen dat ze volgens mij nog straf moeten afgeven. Maar vaak schieten ze dan in een lach en dan weet ik nog niks. Het slaat trouwens nergens op. Ik gaf zelden of nooit iemand straf. En als het wel gebeurde, dan zei ik er steeds bij: “Als ik in jouw plaats was, zou ik het risico nemen om ze gewoon niet maken. Meer dan waarschijnlijk vergeet ik ze je toch te vragen.”
Onlangs herinnerde er me een oud-leerling nog aan dat ik mijn horloge eens in de papierkorf gekieperd had. In de loop van mijn carrière had ik namelijk een feilloze techniek ontwikkeld om de stompjes van de krijtstaafjes achteloos maar volkomen trefzeker in de metalen bak te gooien die achter in de klas stond. Ik miste nooit. Tot ik het krijtrestje op de lessenaar had liggen en intussen bezig was mijn horloge op te winden. Een leerling stelde een vraag en tijdens mijn antwoord kieperde ik mijn dure uurwerk verstrooid de bak in. Dolle pret in de klas natuurlijk. En de bende vermanend toespreken was toen geen optie meer. Dwaas meelachen dus maar.
Een goede kennis aan wie ik het verhaal later vertelde, vond dat niet kunnen. Op die manier, vond ze, trek je de aandacht naar je stommiteiten. So what! Wat kan er bevrijdender zijn dan een gezonde dosis zelfspot?
En toch ben ik redelijk gerust in mijn geestelijke vermogens. Verstrooidheid is immers nog iets anders dan zeven keer hetzelfde artikel lezen in je krant en het telkens ‘nieuws’ vinden.
Chel Driesen